Opleidingen

Organisatie Ontwikkelings Projecten

Coaching en intervisie

Homepage  >  >  >  

Actie-onderzoek met de leiding van een grote zorginstelling

vraagt om moed om te handelen en moed om te reflecteren

 

Wouw!                    Hoe heb je dat geleerd?

Een zorgverlener die het product is van een groot aantal fusies en werk verschaft voor 5.500 fte wil de omslag maken naar een regionale organisatie, die klantgerichte, nabije en persoonlijke zorg en welzijn levert in de directe leefomgeving van de klant.

IOD wordt gevraagt om een actie-onderzoek van een jaar te begeleiden waarin de RvB en het MT om de drie maanden in tweedaagse conferenties bij elkaar komt om haar voortschrijdend inzicht op de reorganisatie te ontwikkelen door op eerdere ervaringen te reflecteren en het bijgestelde inzicht na iedere conferentie in de praktijk uit te proberen.

Het is uitdrukkelijk de bedoeling om niet alleen naar de gewenste toekomst te kijken, maar ook te leren van hoe dit collectief tijdens dit traject deze verandering vorm geeft en met elkaar samenwerkt.

Inhoudelijke voortgang

In de loop van dit jaar krijgt deze groep een duidelijker beeld en gevoel bij de nieuwe organisatie, wordt de transitietaak in zes deeltaken onderverdeeld waar ieder een verantwoordelijkheid voor krijgt. In het kader van de beoogde ‘relatief autonome zorgteams’ wordt de coördinatie- en controletaak niet alleen bij de RvB gelegd, maar wordt horizontale afstemming tussen de directeuren gestimuleerd; de ervaren moeilijkheden om dit in de eigen praktijk te laten werken maakt het concept van zelfsturing voor de zorgteams realistischer.

Gedurende het traject wordt gekozen voor een kleiner, slagvaardiger MT. De regionale indeling wordt gezamenlijk vastgesteld en er wordt besloten welke vormen van zorg wel en welke niet in de zorgteams worden ondergebracht. Er komt ook meer helderheid over de topstructuur. Verder wordt duidelijk wat ondergebracht wordt in centrale stafafdelingen en hoe die geacht worden te gaan functioneren.

Leren van het proces

Vanuit ervaring wordt tijdens het project het thema ‘vrijheid in gebondenheid’ een belangrijk onderwerp van leren. Het blijkt namelijk belangrijk, maar niet eenvoudig te zijn een scherp beeld te krijgen van de bijdrage van ieder van de hiërarchische niveaus (concern, regio’s, clusters zorgteams en zorgteams).

 

Zij die een duidelijk beeld van deze gelaagdheid hebben blijken effectiever te zijn, omdat ze minder werkbelasting hebben, meer voor elkaar krijgen en hun mederwerkers niet voor de voeten lopen.

De regiomanagers die tot dan toe (als directeur) gewend waren nogal zelfstandig op te kunnen treden, blijken hard aan te lopen tegen de lastige uitdaging om zich zowel aan enkele minimale kaders te houden, als ook – binnen die kaders – de eigen keuzevrijheden optimaal in te vullen.

Op een gegeven moment herkennen we de populaire, maar improductieve gedragspatronen om dit lastige spanningsveld te vermijden. Soms gebeurt dat namelijk door te doen alsof men volkomen afhankelijk is van derden (b.v. de RvB, de omstandigheden, ...) en men geen enkele eigen keuze meer kan maken; op andere momenten vindt het omgekeerde plaats en gedraagt men zich alsof er volledige vrijheid is (of zou moeten zijn).

De Russiche pop

Door deze persoonlijke ervaring zijn de regiomanagers beter voorbereid op het coachen van de clusterhoofden rond het spanningsveld ‘vrijheid in gebondenheid’. Want bij hen zal het zeker terugkomen, als het uiteindelijke doel is om wijkverpleegkundigen en zorgteams in relatieve autonomie hun werk met hun klanten te laten doen.

 

Share   Deel deze pagina op LinkedIn  Deel deze pagina op Twitter  Deel deze pagina op Facebook

Terug

naar vorige pagina